Oz, de tovenaar
Dat komt er nu van als je in een blogposting toetert dat een boek niet boeit. De volgende avond probeer je een ander boek van dezelfde auteur en moet je vaststellen dat je je meteen gewonnen weet. Alles wat deksels verleidelijk en aantrekkelijk is, strooit Amos Oz uit op de eerste 10 pagina’s van zijn Een verhaal van liefde en duisternis. Een jongetje in een povere omgeving met briljant geletterde ouders in een klein huis vol boeken. Voor namen van geleerden draait de auteur zijn hand niet om. Martin Buber is al meteen daar. En sprak ik gisteren nog met heimwee over Dostojevski? In de eerste 10 bladzijden ziet het jongetje Tolstojanen en Dostojevskianen in zijn wijk, en eigenlijk vindt hij iedereen in Tsjechov thuishoren. Wat miste ik gisteren de poëzie in Oz, en hoe kan het toch, maar de tovenaar heeft het in zijn eerste 10 bladzijden van dit boek al een aantal keren over de poëzie. Het boek ademt al 10 bladzijden Joodse en Russische literatuur. Misschien kan het herlezen van De broers Karamazov nog even wachten. En wat bromde ik gisteren over een overdaad aan letters? Woorden, ze zijn als de borst van de geliefde man, zo heerlijk. Woorden zijn muzisch, en daar komen gedichten van. Dus niet alleen als gevolg van wonden, zoals ik dat gisteren in de blogverf zette. Gelukkig is poëzie geen eenduidig ding, en kan het alle dagen van een andere kant bekeken.